Teuntje team horeca van Aken

Even voorstellen

Teuntje Veenstra (1994)

Eigenlijk was het plan om lang in Aruba te verblijven en vervolgens een grote reis te maken. En dan uiteindelijk maar zien waar het schip strandt. Maar corona dreef Teuntje terug naar Nederland. Om precies te zijn naar Van Aken in het Werkwarenhuis.

Teuntje is sinds 2020 – samen met kok Bas – verantwoordelijk voor de horeca in het Werkwarenhuis. “En dat is super leuk werk, vooral door de afwisseling. De ene keer zijn we een club, een dag later een restaurant. ’s Avonds weer terras en de volgende ochtend een fitnessclub. Om ’s middags dan weer de boel om te bouwen tot conferentiezaal. We hebben hier zelfs al condoleances georganiseerd.”

Een groot contrast met haar vorige werk: een chique brasserie in Vught. “Daar moest ik me heel netjes gedragen, altijd lachen. Hartstikke leuk, maar ik was dat toneelstukje na vijf jaar wel beu.” Teuntje verhuisde naar Aruba – haar voormalige stageplek – om geld te verdienen. De ideale plek waar uitbundige vakantiegangers veel fooi gaven.

Maar ze had geen verblijfsvergunning. Toen corona kwam en de grenzen op slot dreigden te gaan, nam ze het vliegtuig terug naar Nederland. “Ik wilde niet terug naar mijn oude werk. Toen een vriendin tipte dat Edwin, Petra en Simone een bedrijfsleider zochten, ben ik op gesprek gegaan. Ik was enthousiast en zag mogelijkheden om mijn eigen twist eraan te geven.”

“Het is hier veel vrijer en alternatiever dan de plekken waar ik eerder heb gewerkt. Iedereen kan gewoon lekker zichzelf zijn. In de binnenstad voel ik me aangekeken, is het zien en gezien worden. Bovendien is de menukaart overal hetzelfde: een carpaccio’tje, een sateetje. De Tramkade is gewoon net wat anders.”

Na de lockdown in de winter van 2020/2021 nam ze de verantwoordelijkheid over met Bas haar oude studiegenoot. Samen ‘runnen’ ze horeca Van Aken nu. Hopelijk nog wel een tijdje. “De plek is zo mooi. Je hebt het groen van de bomen, het water is dichtbij, er is lekker veel ruimte. Voel me hier veel meer mezelf. Daar ben ik Edwin, Petra en Simone dankbaar voor.”